3. Jan-Baptist Hollans (1833-1860).

Hij zag het levenslicht op 18 maart 1799 als zoon van Hendrik en Anna-Catharina Beten. Hij stamde uit een bemiddeld landbouwersgezin en woonde op Poeleinde. In januari 1833 volgde hij Corneel Dassen op. Hij bleef het burgemeestersambt 27 jaar bekleden. Hij huwde op 3 augustus 1825 met Joanna Hanegreefs, die geboren was te Eindhout op 19 januari 1801. Op 25 augustus 1828 werd hij gemeenteraadslid ter vervanging van de overleden Frans Kerselaers. In 1827 was hij ook al lid van de kerkfabriek geworden en op 18 oktober 1831 werd hij tresorier en ontvanger van het liefdadigheidsbureel i.p.v. de overleden Jan Baptist Claes. In 1833 volgde hij op 34-jarige leeftijd Corneel Dassen op. Hollans was een bedrijvig administrator. Later schreef men over hem dat hij al het werk van gemeente, kerkfabriek en armentafel alleen deed. Een groot deel van de administratie werd door hemzelf bijgehouden, alhoewel zulks tot de taken van de secretaris behoorde.

Op 14 januari 1833 werd in een "volksvergadering" overgegaan tot de keuze van een nieuwe burgemeester. Stemrecht hadden alle Eindhoutenaren die 10 gulden directe belasting betaalden. J.B. Hollans haalde alle stemmen. Het verslag van de verkiezing werd goedgekeurd en op 11 februari legde J.B. Hollans de eed af als nieuwe burgemeester.

De voornaamste openbare werken tijdens zijn legislatuur waren de bouw van de school en de onderwijzerswoning (1837-1839) waardoor de gemeentekas in een benarde situatie geraakte en de vergroting van kerk (1852-1856). Volgens het K.B. van 2 februari 1937 en de wet van 28 februari 1839 mocht Eindhout gebruik maken van een gemeentewapen. In 1844 werd volgens Hollans nog altijd het oud-gemeentestempel van 1819 gebruikt.

Op 22 mei 1842 werd het dorp geteisterd door hagelslag die de veldgewassen in de eerste en 2de wijk grotendeels vernielde. Burgemeester Hollans maakte een schaderaming op, volgens verslagen van schatters, zoals de burgemeester van Veerle maar hierbij maakt hij procedurefouten zodat Eindhout in tegenstelling tot de buurdorpen geen schadevergoeding kreeg. Op 3 mei 1844 schreef Hollans dat hij nog niets had ontvangen om aan onze ongelukkige inwoonders te konnen uytdeelen. In juni schreef hij dat als er geen schadevergoeding zou betaald worden het gemeentebestuer dan eenen onverzoenbaeren haet op zich zal haelen vanwege de bewoners.

In 1841 kreeg Hollans ruzie met zijn voorganger Corneel Dassen over de waterafvoer van een straat aan de percelen van Dassen. Deze laatste wendde zich rechtstreeks tot de arrondissementscommissaris die zich ter plekke kwam vergewissen over de situatie zonder Hollans te verwittigen. Daarna liet de commissaris de burgemeester roepen door de veldwachter maar, aldus Hollans : hij heeft nog geen vijf minuten gewaght, en alzoo het plaisier gehad mij een half uer verre om  niet te doen loopen. Uiteindelijk kreeg Corneel Dassen zijn zin hetgeen Hollans verontwaardigd deed schrijven : bovendien alle diergelijcke kontrarieteyten maeken een bestuer onmachtig en een bestuer dat de magt niet meer heeft om de plaetselijke reglementen te doen eerbiedigen is naedeelig aan zijn geadministreerde.

Het is een constante geworden te Eindhout in de 19de eeuw dat oud-burgemeesters en hun opvolgers in oneindigheid leefde. De eerstgenoemde konden blijkbaar hun verkiezingsnederlagen moeizaam lijden.

Een voorname zorg voor het gemeentebestuur was de ruiming van waterlopen. Als de grachten en beken niet tijdig werden geopend, bestond het gevaar dat het lage ommeland overstroomde. Ook het herstel van de wegen vergde veel aandacht. Er waren toen zeven (niet-verharde) hoofdwegen te Eindhout : de Meerhoutse Baan, de baan van Geel naar Veerle,de baan naar Vorst, de "Blaerendonckse" baan, de Molenstraat, de Stuyckstraat en de Hesemeerstraat.

Om de slechte financiële toestand te verbeteren werden op 7 oktober 1842 door de gemeenteraad hogere belastingen gestemd op dranken, vlees, hout en voedergewassen.

In 1845 werd West-Europa getroffen door een grote hongersnood ten gevolge van de mislukte aardappeloogst. Burgemeester Hollans schreef op 13 oktober dat alles moest gedaan worden om te voorzien in de behoefte der arme en werkende klas tegen den aenstaende winter, welke ongelukkiglijk door het verlies van den aardappeloogst in de grootste ellende gedompelt worden. Om de behoeftige werk te verschaffen werden in de winter 1845-1846 veel wegenwerken uitgevoerd waarbij de meest getroffen mensen werden ingezet. Ook werden schaarbossen en houtkanten van de gemeente en de armentafel gerooid en de grond in cultuur gebracht. Hiermee werden de noodlijdenden aan het werk gehouden.

In 1850 werd door de gemeenteraad van Eindhout een motie gestemd voor het Nederlands. Daaruit bleek dat burgemeester Hollans de enige was in de gemeente die Frans kende.

In 1852 werd door de gemeenteraad besloten een aanvang te nemen met de vergrotingswerken aan de kerk. Dat gebeurde op vraag van alle inwoners vermits het godshuis te klein was geworden door de voortdurende bevolkingstoename. De kerkfabriek was bereid een toelage te geven van 4000 fr.,de gemeente wou 2000 fr. bijdragen en het overige zou door staat en provincie bijgelegd worden. In de zomer van 1853 zou met de werken begonnen worden. Er zouden echter nog heel wat moeilijkheden rijzen voor het zover was. Op 17 januari 1854 werden de werken heraanbesteed. Op 9 augustus 1854 ontving Hollans 3000 fr. subsidie van de provincie en op 11 januari 1855 evenveel vanwege de staat. In mei 1855 waren de werken af. Er ontstond echter onenigheid over de betaling tussen kerkfabriek en gemeenteraad.

Op 16 januari 1854 verzocht Hollans die ook steenbakker was de weg tussen Eindhout en Vorst te verharden in "ijzeren steen". Op 12 februari van dat jaar dreigde de brug tussen Veerle en Eindhout in te storten. De reparatiekosten zouden door beide gemeente gedragen worden. Op 7 februari 1856 vroeg Hollans opnieuw subsidie voor het verharden van de weg naar Vorst om een aansluiting te bekomen met de belangrijke weg van Veerle naar het kamp van Beverlo. Op 26 april 1856 kwam de heer Ghif, provinciaal bouwmeester van het arrondissement Turnhout zich vergewissen van de plaatselijke toestand. Volgens Hollans bestonden de plannen van de verhardingswerken al langer maer de gemeenteraed van Vorst kon zich onder elkander daer omtrent niet goed verstaen, zoo is tot heden alles zonder gevolg gebleven. De burgemeester had al een stapel "ijzerbergstenen" laten opstapelen om de werken zo snel mogelijk aan te vatten. Dat gebeurde echter niet en toen in 1860 Van Dingenen burgemeester werd, lag de stapel stenen er nog altijd alhoewel in 1857, 500 frank van de staat werd ontvangen voor de aanleg van de weg. Het zou nog tientallen jaren duren vooraleer de eerste steenweg te Eindhout werd aangelegd. In 1866 schreef burgemeester Van Dingenen dat Eindhout het laatste dorp was in de provincie Antwerpen waar nog geen verharde wegen waren aangelegd.

Het jaar 1856 stond in het teken van de 25-jarige onafhankelijkheid van België. De feestelijkheden te Brussel werden door niemand van Eindhout bijgewoond maar toen koning Leopold Ι op 17 augustus een bezoek bracht aan Antwerpen waren burgemeester Hollans en de twee schepenen Marten Dassen en Frans Van Dingenen wel aanwezig. Op 30 augustus was de koning in het kamp van Beverlo om de legermanoeuvres bij te wonen. De burgemeesters uit de omgeving waren eveneens ter plekke. Op 23 augustus bracht de koning een bezoek aan Turnhout. Alle verenigingen van het arrondissement werden gevraagd aanwezig te zijn. Hollans schreef : er bestaet hier slechts een societeyt onder naem van Gilde, die aanwezig was op de feestelijkheden.

In november 1856 vroegen de gemeenten Vorst en Veerle een Bareel te mogen plaatsen op de steenweg  van Veerle langs Vorst naar Beverlo. Het gemeentebestuur van Eindhout gaf een negatief advies want "als de mensen van Eindhout 2000 meter door modder en slijk onder de gemeente Vorst gereden hebben, zouden ze wanneer de paarden de eerste voet op de steenweg zetten aanstonds tolgeld moeten betalen. Bovendien was de weg nog helemaal niet voltrokken en nu al tolgeld betalen is heel onrechtvaardig".

Op 10 november 1858 vroeg de burgemeester subsidies aan staat en provincie voor de herstelling van de kerktoren en de pastorijpoort (die tenenmael bouwvallig is). Ook in de (nieuwe) school was al een muur gebarsten die dringend moest hersteld worden.

Op 8 januari 1861 tekende Hollans het laatst als burgemeester. Daarna zetelde hij nog enige jaren als raadslid. Uit de verslagen blijkt dat hij een goed administrator was en de zaken van gemeente, kerkfabriek en Bureel van Weldadigheid nauw ter harte nam. De verkiezing van Frans Van Dingenen tot zijn opvolger was echter niet naar zijn zin en de zesjarige legislatuur van zijn opvolger werd o.a. gekenmerkt door onenigheid tussen beiden.

Burgemeester 2

Menu

Burgemeester 4